Een Shoot the Moon site
laatst bijgewerkt op:
14 juni 2022
© 2022
Droom van een kamermeisje (Seeräuberjenny / Pirate Jenny or
The Black Freighter) is een beroemd lied uit de Driestuiversopera (Die
Dreigroschenopera / Threepenny Opera) van Bertold Brecht en Kurt Weill
(1928), gebaseerd op de 18e-eeuwse Beggars Opera. De beroemdste
vertolker van Jenny (zowel de rol als het lied) is Lotty Lenya.
Het toneelstuk telt 22 liederen; het enige dat nog beroemder is als dit, is
Mackie Messer (Mack the Knife).
Mijne heren, u ziet mij nu bezig met de vaat
En ik ruim op wat u achterlaat
En u geeft mij een fooitje, en ik zeg schielijk dank je wel
En u ziet mijn vuile lorren in dit lorrige hotel
Toch weet u nog niet met wie u praat...
Toch weet u nog niet met wie u praat...
Dan klinkt geschreeuw in de haven 's avonds laat
En een ieder vraagt, wat schreeuwen ze daar?
En ze zien mij staan giechelen bij de vaat
En ze zeggen, waarom giechelt zij zo raar?
En een schip, met acht zeilen
En met vijftig kanonnen, ligt klaar aan de ka
Een dikke fooi voor m'n stoffen en sloven geeft men
En nog meer als ik hen verwen
Ik laat de rommel nu de rommel, maar ik verschoon de
bedden wel
Hoewel niemand meer zal slapen in dit lorrige hotel
En men weet nog steeds niet wie ik ben...
En men weet nog steeds niet wie ik ben...
Dan klinkt uit de haven een donderend geluid
Wat is dat voor geluid? vraagt men bang
En ze zien mij staan lachen door de ruit
En ze zeggen, waarom lacht zij zo wrang?
En een schip met acht zeilen
En met vijftig kanonnen, beschiet de stad
Ja heren, nu vergaat het lachen jullie wel
Uw prettig leven wordt nu een hel
En de hele stad wordt met de grond gelijk gemaakt
Slechts het lorrige hotel wordt door geen schot geraakt
En ze vragen: wie woont daar dan wel?
En ze vragen: wie woont daar dan wel?
's Nachts wordt steeds dezelfde vraag gehoord
Blijft het hotel van een ramp verschoond?
Tegen de morgen ziet men mij komen uit de poort
En ze zeggen, heeft zij daar al die tijd gewoond?
En het schip met acht zeilen
En met vijftig kanonnen hijst vlaggen in de mast
In de middag gaan er honderd aan wal bij de werven
En trekken door een stad vol scherven
Ze attackeren iedereen en na een korte strijd
Wordt iedereen in ketens aan mij voorgeleid
En ze vragen mij: wie moet er sterven?
En ze vragen mij: wie moet er sterven?
Die doodsvraag doet een diepe stilte vallen
Tot het antwoord galmt tot ver op zee
En dan horen ze mij zeggen: allen!
En als er dan een kop valt, zeg ik:
Hupsakee!
En het schip met acht zeilen
En met vijftig kanonnen, zeilt weg ...
En neemt mij met zich mee.
Bertold Brecht, muziek Kurt Weil